Bent u de eigenaar – zonder het te weten? – van een tekening gemaakt door Johan Huizinga? Die zouden we graag laten zien op de eerste tentoonstelling gewijd aan Huizinga’s tekenwerk, in het Universiteitsmuseum Groningen, van 1 februari tot 1 mei 2025. Uw hulp bij het opsporen van verloren tekeningen stellen wij erg op prijs.

Huizinga als tekenaar

Op 1 februari 2025 is het tachtig jaar geleden dat Huizinga overleed. Zijn werken blijven verkrijgbaar in tal van talen, in herdrukte of nieuwe vertalingen. Op die dag echter krijgt hij iets wat hij al lang verdiende, maar nooit kreeg: een tentoonstelling van zijn belangrijkste tekeningen. De expositie zal te zien zijn in het Universiteitsmuseum in Groningen, de stad waar hij was geboren, gestudeerd heeft en tien jaar werkzaam was als hoogleraar geschiedenis.

Als kleine jongen viel hij in de familie al op door zijn tekentalent. Op school zagen zijn juffen en meesters en klasgenootjes hoe grappig hij kon tekenen. Het konden krabbeltjes zijn, karikaturen of uitgewerkte schetsen: ‘Ik herinner mij een fantasietekening van een haven in een Hanzestad, die ik waarschijnlijk als jongen van veertien jaar maakte’. Daarvan is vrijwel alles verloren gegaan, althans niet teruggevonden. Zijn talent leek aanvankelijk zo groot, dat hij op zaterdagmiddagen tekenles ging nemen op de Groningse Tekenacademie Minerva, om zich verder te bekwamen. Wie weet was hij zo getalenteerd dat er een toekomst als beeldend kunstenaar voor hem in zat. Laten we zeggen dat zijn gaven op andere terreinen talrijker en veelbelovender waren dan in de beeldende kunst. Van een loopbaan in de kunst zag hij af. Als later andere mensen hem vroegen naar de mogelijkheden van zo’n carrière dan raadde hij dat doorgaans stellig af.

We weten uit de dagboeken die zijn grootvader bijhield hoe Johan zijn vele talenten ontwikkelde. Grootvader, die doopsgezind predikant was, bestelde zelfs tegen betaling tekeningen van bijzondere gebeurtenissen uit de geschiedenis van de doopsgezinden in Nederland. Vonden we die tekeningen nog eens terug! En wat te denken van een zelfgemaakt kwartet, getekend door de jonge Huizinga? Huizinga’s eigen nakomelingen hebben maar een klein deel van zijn tekeningen geërfd. Maar grootvader had zes kinderen en ook in de andere takken van de familie kunnen zijn tekeningen gekoesterd en bewaard zijn gebleven.

Op het gymnasium kon ‘Han’ Huizinga het niet laten om allerlei krabbeltjes te maken, doodles, waarvan een enkel voorbeeld is overgeleverd. Dat is op de tentoonstelling te zien. Zijn klasgenoten waren tuk op het krijgen van zijn vloeiblaadjes en verrukt over zijn portretten van hun leraren. Zijn docenten lieten hem doorgaans maar gaan bij het tekenen, omdat hij verder toch de knapste jongen van de klas was en nooit voor moeilijkheden zorgde.

1. Verplaatsing van de wolstapel. Voorstudie. Waar is de originele tekening?

Keur van gedenkwaardige tafereelen

De eerste grote prestatie van Johan Huizinga als tekenaar, op ongeveer 18-jarige leeftijd, heeft nota bene een plaats gekregen in de collecties van het Rijksmuseum in Amsterdam. Onder de titel: Keur van gedenkwaardige tafereelen uit de vaderlandsche historiën maakte hij achttien illustraties, die op de website van het Rijksmuseum te zien zijn. Alleen kenners weten dat er ook voorstudies voor die uitgewerkte taferelen (hebben) bestaan. Bovenaan deze tekst staat er een, maar het origineel is niet teruggevonden. Hieronder volgt een andere voorstudie, nog wat aarzelend en onbeholpen, evenmin teruggevonden:

2. ‘Franse geleerden komen in ons land, en brengen hun geleerdheid mee’
Het geestige ligt hier in Huizinga’s letterlijke interpretatie:
de heren sjouwen met hun boeken en manuscripten, een passer en een globe etc.
[Collectie Rijksmuseum, RP-T-1963-90-1]

Hoe zit dat? In de jaren na Huizinga’s overlijden verschenen er verschillende publicaties over zijn werk, voorzien van reproducties van zijn tekeningen. Het bovenste voorbeeld komt uit een artikel van een jeugdvriend, Dirk Schoute, ‘Huizinga’s jeugdjaren’, verschenen in De Gids. Het tweede voorbeeld komt uit de eerste, serieuze beschrijving van Huizinga’s leven en werk: H.A. Enno van Gelder, Prof. Dr J. Huizinga, Gedachten en beelden uit zijn werk, met 23 afbeeldingen. Denk nu niet, gewaardeerde lezer, dat deze integere heren de voor reproductie uitgeleende tekeningen niet hebben teruggegeven! Dat hebben ze – uiteraard wel degelijk. Waar zijn ze toen gebleven? Een paar ervan zijn teruggevonden bij Huizinga’s kleinkinderen. Eén tekening is door Huizinga’s weduwe weggegeven aan een dierbare vriend en bij toeval teruggevonden. Daarom deze actie: als ze dat vaker heeft gedaan kunnen er in kringen van familieleden of vrienden nog meer tekeningen ‘zwerven’. De overgrote meerderheid is nog steeds zoek, waarvan hier enkele voorbeelden. Uit Dirk Schoute:

3. Kaaskade te Vlissingen. [Dirk Schoute, ‘Huizinga’s jeugdjaren’]

4. Spaarndam, 1901 [Dirk Schoute, ‘Huizinga’s jeugdjaren’]

5. Huzaar. [Enno van Gelder, Prof. Dr J. Huizinga, Gedachten en beelden uit zijn werk]

6. Ukko. [Enno van Gelder, Prof. Dr J. Huizinga, Gedachten en beelden uit zijn werk]

7. Dashondje. [Enno van Gelder, Prof. Dr J. Huizinga, Gedachten en beelden uit zijn werk]

Fivelgoër landleven

Een ander bijzonder geval zijn de ‘vignetten’, de subtiele landschapstekeningetjes die Huizinga omstreeks 1900 van het Groningerland maakte. Sommige in de vrije natuur, andere naar voorbeelden op kunstwerken in het bezit van het toenmalig Oudheidkundig Museum te Groningen. Ze verschenen in een boek met in het Gronings geschreven verhalen van jeugdvriend Anne S. de Blécourt, Fivelgoër landleven (Groningen, 1901). Helaas zijn de originele tekeningen tot op heden niet teruggevonden. De tekening op de voorkant is een product van Huizinga’s fantasie, want een landschap met zo’n hoge toren en zo’n wonderlijk klein schip kan in heel Groningen niet gevonden worden.

8. De afbeelding op het omslag is waarschijnlijk verzonnen.

De afbeeldingen hebben allemaal een idyllisch karakter. Zoals het gezicht hieronder in Holwierde, ten noorden van Appingedam. Het heeft hevig geleden onder het oorlogsgeweld in april-mei 1945. De monumentale boerderij is er niet meer. Maar misschien wordt de tekening nog eens gevonden?

9. Holwierde in Fivelgoo

Uit veel later tijd dateert een portret van Jean Philippe Vogel, hoogleraar Sanskriet te Leiden.  De huidige hoogleraar Peter Bisschop heeft alle betekenissen weten te ontcijferen in Vogel Huizinga Drawings. De tekening is in druk overgeleverd, maar wie heeft het origineel? Zou het origineel te vinden zijn in de archieven van het Instituut Kern in Leiden of hangt het ergens ingelijst aan de muur?

10. De grote meester Oppervogel, versierd met een ketting van parels van leerlingen,
beginnend met de Demon, de Javaan, de Zes Onderwijzers en mevrouw Paardgebeten.

Van Abeltje, Timótheus en Zoë

Het lastigste zijn tekeningen die wel bekend zijn uit de literatuur of uit brieven, maar waarvan geen afbeelding bekend is. Onder Huizinga-kenners is het belangrijkste voorbeeld een portretje van Huizinga dat Jan Toorop van hem maakte. Huizinga vermeldde het zelf in zijn Mijn weg tot de historie, althans in de ongepubliceerde, eerste versie. Hij was toen achttien en had altijd een fris en blozend gezicht. Op de achterkant moet vermeld staan: ‘Abeltje’, een eenmalige gelegenheidsnaam waarvoor nog niemand een verklaring heeft weten te geven. Wie die tekening mocht terugvinden mag verwachten dat deskundigen bij ‘Tussen kunst en kitsch’ de waarde zullen schatten op enkele duizenden euro’s, zo groot blijft de belangstelling voor de vroege Toorop (en Huizinga, natuurlijk).

Huizinga vertelde zelf dat hij o.a. leerde lezen uit een A.B.C.-boekje voor ‘zoete kinderen’, helaas zonder de exacte titel te noemen. Alle kinderen in het boekje waren zoet, behalve Timótheus. Het rijmpje bij zijn naam luidt: ‘Dit is Timótheus, ondeugend en dom, de maan wou hij krijgen, daar huilt hij nu om’. Tot nu toe is dit boekje niet teruggevonden. U wilt niet weten hoeveel A.B.C.-boekjes voor ‘zoete kinderen’ er in Nederland in de negentiende eeuw zijn uitgegeven. Huizinga had dit niet verzonnen want de letter Z betrof Zoë. Dat wist hij nog, omdat hij geen Zoe mocht zeggen. Huizinga maakte zelfs een tekening bij Timótheus, die hij zijn oudere broer Jakob toestuurde. Bij wie gaat er nu een lichtje branden?

Promotieplaten

Een primeur op de komende tentoonstelling in het Universiteitsmuseum zijn vier Groningse promotieplaten, door Huizinga getekend. Bekend was die voor Huizinga’s jeugdvriend Chris van Valkenburg. In diens boekje over Huizinga, vermeldde hij op p. 11: ‘voor sommige vrienden maakte hij promotieplaten’. Had Van Valkenburg maar precies vermeld, welke vrienden dat waren! Want nu blijft het zoeken. Jakob Huizinga kreeg de plaat voor de al genoemde A.S. de Blécourt toegestuurd en was daar blij mee. Pas door de vermelding van de naam Blécourt liet de plaat zich ontdekken, want de Groningse platen zijn in het Universiteitsmuseum en elders doorgaans ontsloten op naam van de gepromoveerde. De prent bleek inderdaad door Huizinga getekend, enerzijds door zijn stijl, anderzijds doordat hij de prent signeerde met: H.H. [= Han Huizinga]. Vervolgens bleken ook J.H. Feith en L. Roeters van Lennep tot de gelukkigen te behoren. Maar wie zegt ons dat er niet nog meer platen van Huizinga’s hand te ontdekken zijn? Allemaal blijven opletten!

Een liefhebber van architectuur

11. 1754 / Daniel Raap begraven (detail).
Uit: Keur van gedenkwaardige tafereelen [Collectie Rijksmuseum, RP-T-1963-90-1]

Heeft Huizinga deze gevels nagetekend naar bestaande huizen, of zijn het fantasietekeningen? ‘Het eerst hebben de oude huizen gesproken’, schreef hij eens over zijn historische belangstelling. Dezelfde vraag geldt voor de volgende kleine tekening, die wel is teruggevonden, maar zijn de gebouwen te herkennen? Ze lijken te specifiek om verzonnen te zijn.

12. Straattafereeltje in de achttiende eeuw. Wie herkent het gebouw?

Groningen of Zeeland?

Huizinga vond zijn meisje in Zeeland. Zij heette Mary Vincentia Schorer, was intelligent en muzikaal, knap, sociaal en lief. Haar vader was burgemeester van Middelburg, waar de familie een groot huis bewoonde aan de Balans, en een buitenplaats Toornvliet bezat in Koudekerke, de aangrenzende gemeente. Zij brachten er heerlijke vakanties door en Huizinga heeft er allerlei plekjes vastgelegd, vooral op Walcheren. Maar de tekeningen hebben vaak geen bijschrift. Deze twee tekeningen zijn gevonden, maar waar is het? In Groningen of Zeeland?

13. Een dorpje, maar welk? [Origineel: Familie Huizinga]

14. Een boerderij, maar waar? [Origineel: Familie Huizinga]

De hiernavolgende tekeningen zijn wel gefotografeerd, maar onbekend is nu waar de originelen zich bevinden.

15. Een windmolen en twee huizen

16. Huizen te Westkapelle?

Niet alleen bij de grote Nederlandse collecties (musea, universiteiten, bibliotheken en archieven) kunnen nog onbekende tekeningen zijn, ook bij kleinere of andere instellingen en vooral bij particulieren. Of misschien kent u de tekeningen wel, maar dringt het nu pas tot u door, dat Huizinga de tekenaar kan zijn geweest. Dan verzoeken wij u vriendelijk om contact op te nemen, hetzij met, Anton van der Lem (g.a.c.van.der.lem@library.leidenuniv.nl), hetzij met de bibliotheken in Groningen, Leiden of Middelburg. Deze tekst mag een bewijs zijn van onze goede samenwerking.