De meest gewilde portretten van de befaamde Leidse hoogleraar Johan Huizinga staan uitgerekend in een heel zeldzaam drukwerkje. Alleen de Universiteitsbibliotheek en het Academisch Historisch Museum te Leiden bezitten een exemplaar. Ze staan in het gedrukte menu bij het diner ter gelegenheid van de dies natalis van de Universiteit op 8 februari 1933. Huizinga nam toen het rectoraat op zich, zoals gebruikelijk voor een jaar. Het was een goede gewoonte dat de menukaart ontsproot aan de fantasie van een van de hoogleraren. Een van Huizinga’s vrienden, J.A.J. (Ton) Barge, hoogleraar anatomie, had de originele ingeving om Huizinga te portretteren als rector, en als zes historische figuren. Elk gerecht en elk portret is een verwijzing naar een van de werken van Huizinga. De geestige vondsten en geslaagde tekeningen moeten aan het diner een groot succes zijn geweest. Hadden we daar eens bij kunnen zijn, om een gnuivende Huizinga te zien!
PORTRAITS OF HUIZINGA AND THE DIES NATALIS OF LEIDEN UNIVERSITY — The most requested portraits of the famous Leiden professor Johan Huizinga are published in a printed booklet of great rarity. Only the University Library and the Academisch Historisch Museum in Leiden own a copy. They are in the printed menu of the festive dinner to celebrate the Dies Natalis of Leiden University on February 8, 1933. On that day Huizinga became “Rector Magnificus” (i.e. Chancellor) of the university for one year (as was the custom). According to tradition one of the participants had to design the menu. Huizinga’s personal friend, J.A.J. (Ton) Barge, professor of anatomy, had the original idea of portraying Huizinga as Rector Magnificus and as six historical figures. Each course and each portrait corresponds to one of Huizinga’s publications. The witty names of the dishes and the striking drawings must have been a great success at the dinner table. Had we been able to be there, we would have seen a most amused Huizinga.
De portretten raakten pas in bredere kring bekend na de publicatie in de congresbundel verschenen na de herdenking van Huizinga’s honderdste geboortejaar in 1972. Sindsdien is er regelmatig vraag naar deze portretten en daarom verschijnt het boekje hier integraal in digitale vorm. De originele tekeningen zijn in het bezit van de familie Huizinga.
De toespelingen op de gangen van het menu spreken voor zich. Het menu opent met Huizinga als rector magnificus. Van de portretten verwijst de verkenner naar: Cultuurhistorische verkenningen, Erasmus uiteraard naarErasmus, Filips de Goede naar Herfsttij der Middeleeuwen, Uncle Sam naar Mensch en menigte in Amerika, en Lorenzo de’ Medici naar Huizinga’s studies over de Renaissance. De gepoederde achttiende-eeuwer met tache de beauté is mogelijk een verwijzing naar de rectorale rede over de grenzen van spel en ernst in de cultuur.
Barge signeerde met het figuurtje van twee beentjes, omdat hij samen met Huizinga en nog drie andere hoogleraren een wandelclub vormde, ‘De Beentjes’ geheten. Bij het portret van Filips de Goede permitteerde hij zich nog een subtiel grapje. Hij varieert hier een uitspraak van Huizinga zelf over hoe Filips de Goede ons in het werk van de Bourgondische geschiedschrijver Georges Chastellain tegemoet treedt. In vertaling: “Iemand zal ons zeggen, nee, ik herken de Filips van Chastellain niet”.
The portraits were published for the first time in the proceedings of the conference in honour of the centennial of Huizinga’s birth in 1972. Since then there is a regular demand for these drawings, a reason to publish the entire booklet at this time in digital format. The original drawings are still with the Huizinga family.
The references to the menu courses are self-evident. The menu opens with Huizinga as Rector Magnificus. Regarding the other portraits: the boy scout (Dutch: verkenner) refers to Cultuurhistorische verkenningen (Explorations in Cultural History), Erasmus of course to Erasmus, Philip the Good to The Waning of the Middle-Ages, Uncle Sam to Man and the masses in America, and Lorenzo de’ Medici to Huizinga’s studies of the Renaissance. The eighteenth-century gentleman, powdered and with a tache de beauté, can be a reference to Huizinga’s first article about the play-element of culture.
Barge has drawn his signature in the form of two small legs, because he, Huizinga and three other professors formed a walking club, “De Beentjes” (“The Legs”). The portrait of Philip the Good is accompanied by a sophisticated joke. Barge gives here a variation of a quote by Huizinga himself, that it was impossible to recognise the portrait of Philip the Good in the works of the Burgundian chronicler Georges Chastellain. In translation: “Somebody will tell us: no, I don’t recognise Chastellain’s Philip”.